‘Heb je daarvoor wel eens applaus gehad?’

HEERENVEEN – ,,Ik heb geen vrienden die wat voor me doen, ik heb vrienden die wat voor me willen doen. Maar als ik niet uitkijk dan doet iedereen wel iets voor mij en dat wil ik juist niet. Ik wil niet afhankelijk zijn.’’ Het is het levensmotto van Sander Gangabisoensingh uit Heerenveen. Achtentwintig jaar geleden werd hij in Suriname geboren, zonder armen. Koken is een van zijn hobby’s, hij zaagt en plakt zelf de plintjes van z’n nieuwe laminaatvloer, ’s avonds zit hij graag even te chatten en overdag verdient hij zijn geld als fulltime DTP’er bij Drukkerij Wiersma in Sneek. Hij woont in een gewone straat in een gewoon huis in Heerenveen. Met hier en daar een aanpassing, maar de grootste aanpassing heeft hij zelf gemaakt: niet kijken naar wat niet kan maar net zo lang naar oplossingen zoeken tot het wel lukt. Zijn voeten zijn z’n handen. In de in hoogte verstelbare keuken zet hij even koffie. Zodra het bakje troost klaar is pakt Sander met z’n tenen de koffiekan en schenkt een kopje koffie in. Vervolgens maakt hij met z’n voeten het melkkuipje open en schenkt de melk in de koffie. Om de koffie te drinken zet hij zijn rechter voet op tafel waarna hij met z’n linker de mok pakt en deze voet te rusten legt op de rechter knie. Even later ontkomt een argeloze vlieg maar net aan de dood onder de mepper. Alsof het allemaal de gewoonste zaak van de wereld is. ,,En dat is het ook!’’ lacht hij. ,,Voor alles is een oplossing en daardoor is mijn beperking minimaal.’’
,,Mensen vragen mij wel eens, hoe heb je dat allemaal geleerd? Nou, vraag ik dan, hoe heeft u geleerd om met uw vingers te schrijven? Kijk, ik ben zo geboren en dan weet je niet anders. Ik was net één jaar oud toen ik in een gezin in de Liemers (Achterhoek, red.) terecht kwam. Achteraf gelukkig maar, want mijn pleegmoeder heeft mij altijd voorgehouden: ‘Je probeert het zelf maar, doe het maar!’
Ik denk dat dat heel goed is geweest. Als ik in Suriname was gebleven had mijn familie mij helemaal in de watten gelegd. Ik weet zeker dat mijn oudste zus mij mijn eten had gevoerd. Heel lief en goed bedoeld, maar ik was er niet mee geholpen. Ik kan nu schrijven, mijn haar wassen, mezelf scheren, koken en afwassen en gewoon mijn werk doen. En dat allemaal omdat ik ben opgevoed alsof ik wel armen had.
Toen ik een beroepskeuze moest maken werd het even anders. Ik had gehoord dat in Groesbeek een grafische opleiding was en daar had ik na de mavo mijn zinnen op gezet. Het was alleen jammer dat ze voor mij geen toekomst zagen op de arbeidsmarkt omdat ze alleen mijn dossier hadden gezien en geen testen hadden gedaan. Daar was ik het natuurlijk niet mee eens en daarom heb ik er nogal achteraan gezeten dat ik een verkorte grafische opleiding in Beetsterzwaag kon volgen.
Daar was de ontvangst eerst ook terughoudend, zo van, ik weet niet of dit wel lukt, maar toen ze mij even met een computermuis bezig zagen, was het zo klaar. Het was wel lullig natuurlijk. Ik had in Groesbeek net vrienden gemaakt en zelfs een vriendinnetje toen ik moest verhuizen.
Sinds Beetsterzwaag heb ik huishoudelijke hulp. Het bespaart mij energie zodat ik leuke dingen kan doen. Eerst had ik ook nog hulp bij het aankleden, maar ik heb in Utrecht een eenvoudig hulpmiddel kunnen laten maken zodat ik dat ook kan. Voor de rest red ik me eigenlijk zelf. Ja, zo nu en dan komt een vriend de tuin schoffelen omdat hij dat leuk vind. Dan kook ik uitgebreid terwijl hij schoffelt. Dan is het toch leuk voor beiden.¶ Het huis hier heeft een paar aanpassingen. De grootste is de in hoogte instelbare keuken. Een fysiotherapeut heeft geadviseerd dat ik steeds rechtop op een stoel moet kunnen zitten om bijvoorbeeld te kunnen koken of te kunnen werken. Daarom is hier nu deze keuken ingebouwd en heb ik op het werk mijn toetsenbord op een werkblad op tien centimeter boven de vloer staan.
Zo kan ik met mijn voeten koken en in Sneek tikken en met de muis scrollen, zonder dat ik last van mijn heupen krijg. Ja, en verder heb ik in de douche een douchekrukje, zit aan de afvalcontainer een extra wiel en heb ik een gewone ligfiets met een paar kleine aanpassingen. Maar dan heb je het ook wel ongeveer gehad.
Uiteraard heb ik voor de keuken aangeklopt bij de gemeente, maar zo’n wiel aan de container regel ik zelf. Dat gaat veel sneller. Je kunt ervoor kiezen om je echt gehandicapt op te stellen en voor alle aanpassingen naar de gemeente te stappen. Ik wil dat juist niet want het maakt je meteen ook weer afhankelijk. Maar er zijn natuurlijk ook momenten waarop je wel even iemand nodig hebt. Neem de supermarkt. Ik heb hier in Heerenveen eerst weer eentje moeten veroveren, ik bedoel, de medewerkers moeten jou eerst leren kennen. Het is best even vervelend als je voor het eerst moet vragen aan de caissière of ze de portemonnee uit je tas wil halen en later de boodschappen er weer in.
Als je me vraagt wat ik het lastigst vind om zonder armen door het leven te gaan, dan denk ik toch dat dat die onverwachte momenten zijn. Ik heb een keer bij een brievenbus een man gevraagd of hij even de brief uit mijn tas wilde pakken maar hij weigerde botweg. Dat was een flinke domper, dan voel je je niet geaccepteerd, afgewezen. Het maakt me kwaad en er borrelt dan heel wat lelijks in mij naar boven, maar dan denk ik, laat ook maar. Het zijn wel deukjes.
Boos kan ik ook wel worden op de tv- programma’s met de verborgen camera waarin ze iemand in een rolstoel zetten die niet gehandicapt is. Dat kan eigenlijk niet. Het tast mijn bewegingsvrijheid aan omdat mensen argwanend worden.
Ik heb ook zo mijn bedenkingen bij het negatieve vooroordeel dat er kennelijk nog altijd leeft tegen mensen met een beperking, zowel in de relationele sfeer als op de arbeidsmarkt. Niemand zal het toegeven, maar werkgevers denken volgens mij nog vaak dat ze dan iemand aannemen die veel ziek is en allerlei aanpassingen nodig heeft. En dat hoeft dus niet zo te zijn.
Gelukkig zijn er ook werkgevers die het niet uitmaakt of je nou met je handen of met je voeten je werk doet, als het maar goed is. Waar ik nu werk is het een lachertje dat ik geen armen heb: ‘Nee, Sander heeft geen armen, hij doet het met z’n voeten’ zeggen m’n collega’s dan tegen klanten die er naar vragen. En als klanten mij aan het werk zien zeggen ze vaak dat ze het heel knap vinden. Ach ja, reageer ik dan, als je de knoppen en de muis maar kunt bedienen, de kennis zit tussen de oren.
Mensen kijken wel eens vreemd op natuurlijk. Kinderen hoor je wel zeggen: ‘Hé, die meneer heeft geen armen. Sommige moeders fluisteren dan: houd je mond, doorlopen! Maar je hebt ook moeders die zeggen: ‘Nee, maar moet je eens kijken hoe handig hij die boodschappen pakt’.
En het is ook best vaak lachen hoor. Ik kwam een keer in het postkantoor. De medewerker wees op m’n dichte schoenen en zei: ‘Je hoeft zeker geen geld?’ Nee, ik moet wel geld, maar ik kan pinnen met mijn sokken aan. Geen punt!
Wat me heel erg is bijgebleven is een meneer die mij bij een kassa bezig zag met m’n boodschappen en toen vroeg: ‘Krijg je daar wel eens applaus voor?’ Dat deed me toch best wel wat. Ik heb het liefst die openheid, dat gefluister of negeren, daar kan ik niet zo veel mee. Maar ik heb aan de andere kant ook geen zin als mensen mij te pas en te onpas aanspreken en zeggen: goh, wat doe jij dat allemaal goed! Dat hoeft voor mij ook weer niet. Ik leef gewoon m’n leven net zo gewoon als ieder ander alleen doe ik bepaalde dingen een beetje anders.’’


